Aan mijn beide grootvaders bewaar ik veel goede herinneringen. Hoewel ze zeer verschillende personen waren. Mijn moeders vader, opa Jan Kraak, was wel een heel bijzondere man. Over hem doen in de familie mooie verhalen de ronde; hij was een man vol humor, hoewel hij die heel droog kon brengen.
Jan Kraak was visserman. Al op heel jonge leeftijd ging hij naar zee, samen met zijn broer Piet Kraak. Het schip waarmee zij visten, de HD 64, was eigendom van hun vader, die dus de reder was en een deel van de opbrengst opstreek. Ze voeren op een botter: een houten schip dat op het zeil voer. In de woonkamer van mijn grootouders hing daarvan een mooi schilderij. Later maakte dat schip plaats voor een kotter, die van staal was en voorzien van een dieselmotor.
Zodra de zondag voorbij was, dus om 12 uur ’s nachts, liep hij naar de vissershaven, ofwel – zoals opa het altijd noemde – de ‘buitenkant’, om uit te varen naar de Noordzee.
Heel opmerkelijk was, dat hij zijn hele werkzame leven aan boord de eerste dag op zee zich niet lekker voelde, een lichte vorm van zeeziekte. Daarna was hij weer gewend.
Toen hij op 59 jarige leeftijd gestopt was met werken vanwege hartproblemen en een hersenvliesontsteking, was hij nog zeer regelmatig aan “de buitenkant” te vinden. Hij repareerde hier en daar een net (‘boeten’, heette dat) en kwam in het weekeinde met een maaltje vis thuis, waar velen uit de familie van meeprofiteerden. Ook ging er regelmatig een vrachtje vis richting Leeuwarden, waar wij woonden. De vrachtdienst, die “De snelle jutter” heette, kwam het bij ons aan huis afleveren. De vrachtrijder werd betaald met z’n eigen braadje vis.
Als jongetje mocht ik regelmatig mee met opa naar de vissershaven en de visafslag. Dat was altijd leuk; opa kende iedereen daar – en iedereen kende opa natuurlijk. Ik herinner me nog dat hij, in gesprek met een collega-visserman, mij als 10 jarige eens vroeg: “Wat wil je later ook al weer worden, Theo?” Ik antwoordde naar waarheid: “Zendeling, opa”. “Oh ja, dat is ook zo,” zei hij; “Theo gaat naar Afrika, negers witten”.
Overigens vond hij het wel bijzonder dat ik theologie wilde gaan studeren. Hij heeft in mijn kandidaatstijd ook wel een enkele keer een dienst bijgewoond waarin ik voorging.
Ooit gaf hij me een goede raad. “Preek niet al te ingewikkeld”, zei hij; “op al die dogmatische zaken zitten de mensen echt niet te wachten. Vertel ze maar dat God liefde is.”
Het kenmerkte zijn eigen manier van geloven. Zijn raad heb ik overigens altijd geprobeerd ter harte te nemen…
-
Theo van Beijeren Bergen
en Henegouwen -
Recente berichten
Recente reacties
- Ada Waninge-Vrieswijk op Gastblog Johan
- Heerlijk avondje | DAGBOEK VAN EEN HERDERSHOND op Pepernoten
- Ada Waninge-Vrieswijk op Veertig jaar in het ambt
- Theo op Herdenken
- Ada Waninge-Vrieswijk op Gastblog Sippie
Archieven
Prachtig!