DNA en Einstein

Vorige week stonden in dezelfde krant (ons vertrouwde ochtendblad Trouw) twee berichten die bij mij bleven hangen. Het eerste was een verhaal over een nieuwe stap in het onderzoek om genetische ziekten te bestrijden door een lettertje te veranderen in het DNA. Waar een G staat in plaats van een A kunnen de wetenschappers nu de zaak repareren door het verkeerde lettertje uit te gummen en er het juiste voor in de plaats te zetten.
Ik ben vol bewondering voor mensen die zulke zaken kunnen uitzoeken en vervolgens de reparatie kunnen uitvoeren. Alhoewel het je ook aan het denken zet: als het over erfelijke ziektes gaat, dan is het prachtig als mensen voor veel narigheid behoed kunnen worden met een dergelijke reparatie in hun DNA. Maar waar liggen de grenzen als je gaat knutselen aan de erfelijke aanleg? Moet je ook gaan corrigeren – als dat mogelijk zou zijn, wat ik niet uitsluit voor  de toekomst) als het gaat om bijvoorbeeld een aanleg voor neerslachtigheid, of een gebrek aan technische aanleg, of verzin maar wat? En wat te denken van het stadium waarin men ‘domheid’ te lijf kan gaan met een kleine verandering in het DNA? Zouden er over een aantal jaren alleen nog maar heel intelligente mensen zijn, goudeerlijk, uiterst bereidwillig en invoelend, of wat we maar aan goede eigenschappen kunnen bedenken? Dat schetst een ideaalbeeld dat ongetwijfeld voordelen zou kunnen hebben (bijvoorbeeld wanneer men de aanleg om oorlogszuchtig te zijn of agressief onder de knie zou krijgen), maar tegelijk doemt het visioen op van een wereld met alleen maar rondwandelende eenheidsworstjes.

Het andere bericht ging over een paar notitievelletjes van Einstein. Een heel gewone tekst als : “Waar een wil is, is ook een weg” (dat velletje kost ‘maar’ 250.000 dollar…), maar ook diepzinniger gedachten, zoals:  “Een kalm, bescheiden leven verschaft meer geluk dan een succesvol bestaan vol ambitie, dat gepaard gaat met aanhoudende onrust.”  (De notitie van deze gedachte leverde anderhalf miljoen op).
Deze twee notitievelletjes gaf hij aan een hotelbediende, omdat hij even geen kleingeld bij zich had, met de opmerking: “Als je geluk hebt, worden deze nog veel meer waard dan een gewone fooi.” Zo ging het inderdaad, al is het niet zo dat de hotelbediende zelf dit bedrag ooit ontvangen heeft.

Beide berichten kwamen samen in de herinnering aan een anekdote die ik eens gehoord heb over Einstein. Een knappe filmster zei ooit tegen hem: “Wat zou het geweldig zijn als u en ik een kind zouden krijgen. Stel u voor: uw verstand en mijn uiterlijk!” Waarop Einstein reageerde: “Lieve mevrouw, hebt u er wel over nagedacht dat het ook andersom zou kunnen uitpakken?”

DNA laat zich misschien een beetje repareren, maar wanneer in een kind twee versies zich met elkaar vermengen, weet je nooit van te voren hoe dat gaat uitpakken…

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.