Tijdens onze fietstochten in de afgelopen maanden kwamen we ze regelmatig tegen: clubjes mensen op een brommer. Nou, vooruit: daar wil ik de Solex dan ook nog wel bijrekenen. Maar mijn aandacht ging vooral uit naar de oldtimers van Zündapp, Kreidler en zo. Die maakten allerlei herinneringen in me wakker.
In mijn middelbareschooltijd waren er meerdere klasgenoten die een brommer bezaten. De mooiste exemplaren waren de Puchs, Kreidlers en Zündapps. De Puch had (als je heel hip wilde zijn) een hoog stuur; de Kreidler herkende je meteen aan z’n zo mooi lopende viertaktmotor, in tegenstelling tot de wat pruttelende brommers met een tweetaktmotor.
Zelf bezat ik een al wat oudere Batavus, met achter een dubbele telescoopvering, dat dan weer wel. Die was gekocht van een van de monteurs die in het bedrijf van mijn vader werkten. Hoe zijn naam precies luidde weet ik niet meer; hij werd ‘Dirk Snoek’ genoemd in de werkplaats vanwege zijn vorige baan in een Citroëngarage. Een toenmalige collega van hem was ook overgestapt naar “Bouwmechanisatie en Motorenbedrijf De Hon” (het bedrijf waarvan mijn vader met zijn broer directeur was); die werd ‘Jan Eend’ genoemd.
Er mankeerde nog wel eens wat aan mijn brommer en dan was ik tijden aan het sleutelen in de werkplaats. De motor kon ik haast met mijn ogen dicht uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. Ik heb denk ik meer onder de brommer gelegen dan erop gezeten. We heel leerzaam overigens.
Naast het gebruik voor het naar school gaan ging ik er ook mee op vakantie. Eerst naar Texel waar ons gezin vele malen gekampeerd heeft. Ook mijn jeugdvriend Jan Beuckens ging vele malen mee. Bij hem zat ik achterop mijn brommer op weg naar het strand. Bij de parkeerplaats schoof de brommer onderuit in het zand en raakte mijn enkel de gloeiend hete uitlaat. Dat leverde me een fikse brandwond op – maar ook een heel nieuwe wending in mijn leven: daardoor kwam ik in nader contact met Aly, die tijdens een kampweek van het koor waar we deel van uitmaakten de medicijnkist beheerde en dagelijks de wond verzorgde. Hoe dat verder gegaan is zal bekend zijn: we zijn al meer dan 50 jaar bij elkaar…
Na die kampweek ging ik nog met Jan Beuckens op stap; hij had ook een brommer gekocht voor een paar centen en samen vertrokken we naar het zuiden. Kamperen op de Sint Pietersberg bij Maastricht, zonder matjes op de kiezelgrond, wildkamperen in een weiland en elke dag heel wat kilometers. Via België kwamen we uiteindelijk terecht in Monschau, een leuk Duits plaatsje met mooie ‘vakwerkhuizen’. Daar begaf de brommer van Jan het definitief. Hij parkeerde hem tegen de muur van het huis van de burgemeester. Samen gingen we terug naar Nederland op mijn brommer. In Eindhoven werden we opgepikt door mijn vader, die voor zaken daar in de buurt moest zijn. Jan is enkele weken later nog teruggegaan om zijn brommer op te halen; die stond nog op de plek waar hij hem had achtergelaten.
Aardig detail van deze vakantie: ik stuurde Aly een kaart uit Monschau, maar vergat er een afzender op te vermelden. Ze had trouwens wel in de gaten wie die afzender was…
De Batavus is nog meegegaan naar Kampen, waar ik ging studeren. Maar toen de helm in 1972 verplicht werd heb ik er niet meer op gereden. Hij stond beneden in de kelder van de flat waar ik toen een kamer had. Op zekere dag was hij verdwenen. Iemand zag er blijkbaar meer heil in dan ik.
Maar als ik zo’n brommer zie rijden, gaat mijn hart toch nog altijd wat sneller kloppen. Hoewel ik nu vind dat ze wel erg stinken…