Opa en oma woonden in de “Visbuurt”, grenzend aan de binnenhaven en even verderop de buitenhaven van Den Helder. Om precies te zijn: ze woonden in de Gasstraat op nr 13. Ooit waren ze hun huwelijksleven begonnen op nummer 17, waar ook mijn moeder geboren werd; maar na enige keren gezinsuitbreiding verhuisden ze naar het iets ruimere huis even verderop. Wij hebben het nooit anders gekend als het buurhuis, want nr 15 bestond niet meer; in de Tweede Wereldoorlog was de hele straat geëvacueerd omdat het met de marinehaven in de buurt te gevaarlijk was om er te blijven wonen. Duitsers hadden de huizen in gebruik genomen en nr 15 was een paardenonderkomen geworden. De geur van dieren was zo in het pand getrokken, dat het na de oorlog onbewoonbaar was en is afgebroken. Tussen de twee huizen gaapte een gat. De lange tuin van het afgebroken pand was in gebruik voor de waslijnen van de buurvrouw, Rien. Die tuin grensde dus aan die van onze grootouders. Als de was werd opgehangen deden oma en de buurvrouw een wedstrijdje wie het eerst de was weer droog had. Opa haalde een keer de grap uit om de tuinslang op de was van de buurvrouw te zetten. Zij snapte er niets van: oma’s was was allang droog en die van haar nog kletsnat… “Och”, zei opa, “vermoedelijk een plaatselijk buitje…”
De buurvrouw nam een volgende keer wraak. Uit een paar van opa’s onderbroeken die aan de lijn hingen stak een winterwortel…
Op de ‘plaats’ achter het huis bakte opa elke week vis. Met zijn hoed op zat hij daar te bakken, omringd door de katten uit de buurt die hoopten op wat visafval.
Oma is tot (bijna) haar dood in het huis blijven wonen. De hele straat werd afgebroken en er kwamen comfortabele huizen voor in de plaats. Alleen nr 13 bleef midden tussen de nieuwe huizen fier overeind staan. Oma kreeg wel het aanbod om tijdelijk naar een verzorgingshuis te gaan om daarna in een nieuwe woning terug te keren, maar dat wilde ze niet: “Als ik naar een oudenvandagenhuis ga, dan kom ik hier nooit weer terug”. Met de komst van veel jonge gezinnen kreeg ze er wel een rol bij: oma van de buurt. Alhoewel ze per se niet zo genoemd wilde worden: “Ik ben voor jullie mevrouw Kraak en voor mijn kleinkinderen oma!”
Toen ze overleden was, is meteen daarna het huis afgebroken en vervangen door een nieuw huis.