Het was maar een klein stukje in het dorp dat ik per auto van het ene naar het andere adres moest overbruggen. Ik dacht dat het wel even zonder gordel om kon, zeker gezien de beperking van 30 km per uur. Nog maar net op pad zag ik in de achteruitkijkspiegel een motoragent achter me komen rijden. Toch maar even de gordel omdoen, dus, tijdens het rijden. Maar dat was te laat: hij had het al gezien. En even verderop haalde hij me in – wat me nogal gevaarlijk leek zo midden in het dorp, maar vooruit. Ik kreeg het teken om aan de kant te gaan staan, wat ik uiteraard braaf deed. Hij liet zijn motor midden op de rijbaan staan, zonder alarmverlichting. Dat vond ik knap link, je hebt zomaar een aanrijding. Maar ik besloot er maar niets van te zeggen.
De agent, met zijn leren pak aan en een grote helm op, kwam bij de deur staan die ik inmiddels maar open had gedaan. “Hebt u een ontheffing om de gordel om te doen?”, vroeg hij. Overbodige vraag in mijn ogen. “Nee, ik denk het niet”, zei ik. “Weet u waar de meeste ongelukken gebeuren?”, was de volgende vraag. Daar moest ik wel even over nadenken, maar gezien de situatie gokte ik: “In de bebouwde kom?” Dat was raak!
“Als u een botsing krijgt, en met uw hoofd tegen de voorruit belandt, dan moet ik uw brilletje van de ruit krabben”, merkte hij op. Nu dacht ik dat mijn bril niet zo vies was dat die aan de ruit zou blijven plakken, maar ik besloot om daarop niet te reageren. “Nou, dat zal toch wel wat meevallen met 30 km per uur?”, probeerde ik hem te sussen. “U wilt niet weten wat we allemaal meemaken!”, zei hij. Nee, dat wilde ik inderdaad niet… “Het maakt mij niet uit, hoor, ik krab uw bril zo van de voorruit met een plamuurmes”. “Nou, ik denk dat het u wel uitmaakt,” zei ik. “Dat is vast niet het leukste werk.” Maar hij bleef volhouden. “Nee hoor, het maakt me echt niet uit!”
Ondanks zijn stoere uiterlijk twijfelde ik daar toch wel wat aan.
Ik vond dat de discussie wat bizarre vormen begon aan te nemen. Bovendien stond zijn motor nog steeds midden op de rijbaan. Stel dat er iemand mee in botsing zou komen…
Ik gooide het dus maar over een andere boeg. “U hebt groot gelijk, ik hoor mijn gordel om te hebben.” “Dat dacht ik ook”, vond hij. Intussen dacht ik: zolang hij praat, schrijft hij in ieder geval niet…
“Voor deze keer laat ik u gaan”, zei hij en stapte weer op zijn motor. Ik reed opgelucht verder. Geen bekeuring!
Ik vrees dat, als hij deze weergave van ons diepzinnige gesprek onder ogen zou krijgen, de volgende keer meteen zijn bonboekje zal pakken. Ik zal hem vóór zijn en voortaan ook voor een klein ritje de gordel omdoen.
-
Theo van Beijeren Bergen
en Henegouwen -
Recente berichten
Recente reacties
- Ada Waninge-Vrieswijk op Gastblog Johan
- Heerlijk avondje | DAGBOEK VAN EEN HERDERSHOND op Pepernoten
- Ada Waninge-Vrieswijk op Veertig jaar in het ambt
- Theo op Herdenken
- Ada Waninge-Vrieswijk op Gastblog Sippie
Archieven
Wat een heerlijk verhaal. Zo herkenbaar ook. Toen ik bij Justitie in Assen werkte hing er een bordje aan de muur van de afdeling kantongerecht: degene die niet op de rem trapt als hij een politieauto zien is degene die fout geparkeerd staat…..